pauker.at

Niederländisch German vocabulary trainer

oranjegeveol
DeutschNiederländischSupplyLevelremove
am kommenden (op) aanstaande
ab vanaf
ab Berlin van Berlijn af
ab dem vanaf de
ab dienstag geht er zur Schule vanaf dinsdag gaat hij naar school
ab durch die Mitte door 't midden af
ab sofort per direct
ab wann vanaf wanneer
abgesehen von afgezien van
abhängen von afhangen van
Abkalbestall ruimte voor het kalven
Abneigung gegen afkeer van
abrunden auf afronden op
Abscheu vor afkeer van
abschätzen waarde bepalen van
absehen von van afzien
abstempeln zu doodverven als
Abtretungsurkunde akte van afstand
Abwasch de afwaspossibly wrong
Abwasch afwasErsetze
achte darauf let op
achtgeben letten op
achtgeben auf letten op
achtung let op
adversativ van tegenstelling
als qua
als ob alsof
als ob er nichts hörte alsof hij niets hoorde
als, wie, (genau)so als
als, wie, wenn als
am Mittwoch op woensdag
an aanpossibly wrong
an aanErsetze
an Bord aan boord
an der Ecke op de hoek
an der Reihe sein aan de beurt zijn
an der Tür stehen bij de deur staan
an die Front gehen naar het front gaan
an die tausend Bücher bij de duizend boeken
an diesem Tage op deze dag
an einer Universität aan een universiteit
an Gewicht zunehmen in gewicht toenemen
an Körper und Seele naar lichaam en ziel
an seiner Stelle in zijn plaats
An Silvester sind bei uns meistens alle Kneipen geöffnet. Op oudejaarsavond zijn bij ons meestal alle kroegen geopend.
an uns aan ons
ansehen als beschouwen als
anstatt in plaats van
Anteil nehmen an belang stellen in
Antrag het verzoeken
antworten auf antwoorden op
Anzahl de aantal
Anzug het pak
auf oppossibly wrong
auf dem Weg op weg
auf die Post bringen naar het postkantoor brengen
auf immer voor altijd
auf wiedersehen tot zienspossibly wrong
Auf Wiedersehen! Tot ziens!
auf ähnliche Weise op gelijksoortige wijze
Auf, bis bald! Tot gauw!
aufzusuchen op te zoeken
aus uit
aus dem Hause sein het huis uit zijn
aus den Niederlanden uit Nederland
aus Gold van goud
aus Liebe zur Kunst uit liefde voor de kunst
Ausbildung opleiding
auseinander uit elkaar
Ausrüstung de uitrusting
Autonummer nummerbord n
Badeanzug het badpak
Bank, Sofa de bank
Baumwolle het katoen
Bedürfnis nach etwas behoefte aan iets
beeile dich schiet op
behilflich sein van dienst zijn
bei bij
bei anderen Völkern bij andere volkeren
bei dir bij je
bei Ihnen bij u
bei mir bij me
bei Strafe von op straffe van
bei, an, zu bij
beliebt in trek zijn
beschränken auf beperken tot
beschränkt beperkt
Besteck het bestek
bestehen auf aandringen op
Betrug de fraude
bevor es soweit war voor het zover was
bezüglich met betrekking tot
Bier het bier
Binsenweisheit f waarheid als een koe
bis tot
bis bald tot ziens
Bis dahin! Tot zover!
bis nachher tot straks
bis naher / bis gleich tot straks
bis später tot later
bislang, bis jetzt tot nu toe
bitte sehr tot uw dienst
Boden de grond
brach an brak aan
Brauchst du einen Löffel zum Umrühren? Heb je een lepel nodig om te roeren?
Brauchst du noch etwas? Ich gehe mal kurz zum Supermarkt. Heb je nog nodig? Ik loop wel even naar de supermarkt.
Briefmarke de postzegel
Buch boek (het)
böse sein mit boos zijn op
danach, nachher, irgendwann, (Syn.: nadien) straks
Darf ich etwas fragen Mag ik iets vragen
Darf ich jemanden um Rat bitten? Mag ik iemand om advies vragen?
das het
das gefällt mir dat bevalt me
das hätte ich mir denken können dat had ik kunnen verwachten
Das ist für mich dat is voor mij
Das paßt mir besser Dat lijkt me beter
das trifft sich nicht gut dat komt niet goed uit
das Zimmer von A ist kleiner als das von B De kamer van A is kleiner dan die van B
das, der, die het
davon daarvan
davon, von, aus van
der Ansicht sein van mening zijn
der bettler de knutselaar
Der Bus fährt in 10 Minuten ab. De bus vertrekt over 10 minuten.
der job baanje
der konum de consumptie
der kunde de klant
der obstbauer de fruitteller
Der Schreibtisch het bureau
der zeitschrift het tijdschrij
der, die de
der, die Bekannte de bekende
der, die, das de
die angabe, die Anzeige de aangifte
die Art, die Weise de manier
die birne de peerpossibly wrong
Die Demonstranten wurden von der Polizei entfernt. De betogers werden door de politie verwijderd.
die Haustür, die Vordertür de voordeur
Die Menschen helfen sich gegenseitig beim Aufbau ihres Landes. De mensen helpen elkaar bij de opbouw van hun land.
Diebstahl de diefstal
Diese Kastanie ist noch von meinem Onkel gepflanzt worden. Die kastanjeboom is nog door mijn oom geplant.
Diskussion de discussie
dort door
drinnen binnen
Du Papa, les' noch eine Geschichte vor ... Toe papa, lees nog een verhaaltje voor ...
durchdringen doordringen tot
ebenso groß wie even grot als
ein Examen bestehen voor een examen slagen
ein für allemal eens en voor al
ein Prospekt über een folder over
einer nach dem anderen één voor één
einmal, jemals, je ooit
einzel enkele
entsprechend, übereinstimmend overeenkomstig
Er geht ohne Jacke aus dem Haus! Hij gaat zonder jas de deur uit!
er hat etwas freundliches an sich hij heeft iets vriendelijks over zich
er ist als Dozent gut hij ist qua docent goed
Er ist genauso wie sein Vater. Hij is net als zijn vader.
er paßt auf hij let op
Er schnitt die Schnur mit einem scharfen Messer durch. Hij sneed het touwtje met een scherp mes door.
er sieht nicht gut aus hij ziet er niet goed uit
Er weiß sehr viel über die Geschichte Amerikas. Hij weet heel veel over de geschiedenis van Amerika.
er, sie, es het
Ernte de oogst
erwarten verwachten
erwarten/ warten auf wachten op
Erziehung de opfoeding
es het
es geht auf zwölf het loopt naar twaalven
Es gewittert kaum noch. Es klart schon wieder auf. Het onweert haast niet meer. Het klaart al weer op.
es interessiert mich het interesseert me
Es ist im Interesse eines jeden, wenn wir zusammenarbeiten. Het is in ieders voordeel als we met elkaar samenwerken.
es kommt hinzu daar komt bij
es liegt auf der Hand het ligt voor de hand
es scheint mir het lijkt me
es tut mir leid het spijt me
etw zum Anlass nehmen iets als motief aangrijpen
etwas iets
etwas an die Tafel schreiben iets op het bord schrijven
etwas Prachtvolles iets prachtigs
ewas Nützliches iets nuttigs
falls ingeval, voor het geval dat, als, indien
fans supporters
Ferienjob vakantiewerk
fragen vragen (naar)
Frucht het fruit
fussballstadium voetbalstation
für voor
für das Kind voor het kind
für gleichlautende Abschrift voor eensluidend afschrift
für ihn voor hem
für immer voor altijd
für mich voor mij
für moderne Kunst voor moderne kunst
für uns voor ons
für zwei Personen voor twee personen
für, vor, auf voor
Gabel de vorkpossibly wrong
Gabel de vorkErsetze
Gefühl gevoel
gegen acht bij achten
gegen Vorzeigung von op vertoon van
gegen, gegenüber jegens
gegenüber tegenover
gehen Sie doch weiter loopt U toch door
Gehst du jetzt mit uns ins Konzert oder bleibst du lieber zu Hause vor dem Fernseher? Ga je nu met ons mee naar het concert of blijf je liever thuis voor de buis?
gerade wie net als
Gerich het gerecht
Gestern habe ich einen Finger in der Tür eingeklemmt. Gisteren heb ik mijn vinger tussen de deur gekregen.
Gewohnheit de gewoonte
gewöhnen an wennen aan
gewöhnlich, normal, üblich, einfach (+ Steigerung) gewoon, gewone. gewoner, gewoonst
gezichten gezicht
Glückspilz de bofkont
größer als groter als
gute Besserung van harte beterschap
Gäbelchen het vorkje
Halle de hal
halten für houden voor
Hast du jemals wieder etwas von deiner ersten Freundin gehört? Heb jij ooit eens weer wat van jouw eerste vriendinnetje gehoord?
heiß hetpossibly wrong
herzlichen Glueckwunsch van harte
hinaufgehen naar boven gaan
Hinweis de aanwijzing
Hätten Sie noch einen Wunsch? / Wünschen Sie noch etwas? Had u nog iets gewenst?
Höhe de hoogte
höher als hoger dan
hör auf schei uit
Ich bin der Meinung, dass wir etwas unternehmen sollten. Ik ben van mening dat we iets moeten ondernemen.
ich fühlte mich ik voelde me
Ich gehe oft auf Flohmärkte, um alte Postkarten zu kaufen. Ik ga vaak naar rommelmarkten om oude prenten te kopen.
Ich gehe zu Bett.
Abschied, Schlaf
Ik ga naar bed.
Ich habe genug Gründe, nicht mitzugehen. Ik heb redenen te over om niet mee te gaan.
Ich habe verschlafen.
Verspätung
Ik heb me verslapen.
ich kann mir vorstellen ik kan me voorstellen
ich komme aus ik kom uit
Ich komme aus Österreich.
Herkunft, Ländernamen
Ik kom uit Oostenrijk.
Ich komme um vier Uhr Ik kom om vier uur
ich kümmer mich um dich ik geef om jou
ich lese vor ik lees voor
Ich möchte nach ...
Reise, Transport
Ik wil naar...
Ich rufe Sie an wegen Ik bel u over
ich schreibe ab ik schrijf over
ich stehe auf ik sta op
ich wasche mich ik was me
Ihr solltet euch beeilen, wenn ihr den Zug um sieben Uhr nicht verpassen wollt. Jullie mogen wel opschieten, als jullie de trein van zeven uur nog willen halen.
im Auftrage des Ministers voor de minister
im Augenblick op het ogenblik
im Büro op kantoor
im Büro arbeiten op kantoor werken
in der Schule op school
in die Binsen gehen om zeep gaan
in die Niederlande naar Nederland
in die Schweiz naar Zwitserland
in diesem Augenblick op dit ogenblik
in drei Tagen over drie dagen
in einer Länge von over een lengte van
in fünf Tagen over vijf dagen
in jemanden verliebt op iemand verliefd
in Kürze, in absehbarer Zeit (binnen kurzem) binnenkort
in meinem Alter op mijn leeftijd
in mittlerem Alter van middelbare leeftijd
in, auf op
in, binnen, auf in
in, nach, zu naar
ins Bett gehen naar bed gaan
ins Büro gehen naar kantoor gaan
ins Kino gehen naar de bioscoop gaan
irre horendol
ist nach Hause gegangen is naar huis gegaan
jeder Art van elke soort
Kamera de camera
kaum nauwelijks
keine Begabung zum geen aanleg voor
Kleidung kleeding
kommen zu komen bij
Kommst du aus Deutschland? Kom je uit Duitsland?
Kraft de kracht
Kreuzworträtsel het kruiswoordraadsel
Krug de pul
Könntet ihr mir mal helfen? Zouden jullie me even kunnen helpen?
Küken het kuiken
Kündigung ontslag n
künftig straks
Küste de kust
lieben houden van
lieben, mögen houden van
Lieferschein bewijs van ontvangst
man hält ihn für verrückt hij wordt voor gek versleten
Mannes van de man
Maßnahme de maatregelpossibly wrong
Maßnahme de maatregelErsetze
Mein Nachbar kennt beinahe jeden aus dem Dorf. Mijn buurman kent bijna iedereen uit het dorp.
Mein Nachbar kennt fast jeden im Dorf. Mijn buurman kent bijna iedereen uit het dorp.
Mein Sohn ist bereits eine Stufe weiter. Mijn zoontje is al over
Mein Sohn ist bereits eine Stufe/ ist schon weiter. Mijn zoontje is al over.
Meine Nichte hatte zwei Katzen und zwei Hunde, aber nun sind sie tot. Mijn nichtje heeft twee katten en twee honden gehad, maar nu zijn ze dood.
meiner Meinung nach volgens mij
Meiner Meinung nach steht das Auto noch in der Garage. Volgens mij staat de auto nog in de garage.
Melodie het deuntje
mich mij, me
mich interessiert etwas ik stel belang in iets
mir geht es gut het gaat goed met me
mit oder ohne met of zonder
Museums van het museum
möchtest du etwas trinken wil je iets drinken
mögen houden van
Mögen Sie Ihre Pommes mit oder ohne Mayonnaise? Wilt u de frieten met of zonder mayonaise?
Möglichkeit de mogelijkheid
mützen mutsen
naar zu
nach over
nach ..., ... zufolge, laut, meinen volgens
Nach Aussage der Polizei war der Bankräuber kein Ausländer. Volgens de politie was de bankrover geen buitenlander.
nach dem Gehör op het gehoor
nach dem Takt op de maat
nach diesem Schema volgens dit schema
nach Osten naar het oosten
Nahrung de voedsel
neben naast
neben dem wir wohnen waarnaast wij wonen
nicht um alles in der Welt voor niets ter wereld
niedrieger lager
Nummer het nummerpossibly wrong
Nummer het nummerErsetze
nur, einfach gewoon
oben boven
oder, ob, als of
ohne zonder
Ohne weiteres! Zonder meer!
pass auf let op
pro Nacht per nacht
pro Woche w per week
pro, mit per
rechnen mit; sich verlassen auf rekenen op
Rechnung de rekening
rechtzeitig op tijd
Richte Henk doch meine Grüße aus, wenn du ihn siehst. Doe Henk maar de groeten, als je hem ziet.
Salat de salade
Schaden de schade
Schalter het loketpossibly wrong
Schalter het loketErsetze
schlechter als erwartet tegenvallen
schleudern slingeren
Schrotthändler de sloper
schöner als mooier dan
sein Herz hängen an zich hechten aan
seit sedert
sich ansehen kijken naar
sich einer Tat schämen zich over een daad schamen
sich freuen auf zich verheugen op
sich freuen über zich verheugen over
sich kümmern um zich moeite geven voor
sich lehnen an leunen tegen
sich rächen an zich wreken op
sich um eine Stelle bemühen naar een betrekking solliciteren
sich wenden an zich wenden tot
sich zuwenden uitgaan naar
Sicherheit de veiligheid
Sie hat ihre schöne Münzsammlung einfach verschenkt. Zij heeft haar mooie collectie munten gewoon weggegeven.
sie sind alle zij zijn op
so etwas zo iets
So etwas Blödes! Wer steigt schon auf sein Rad, wenn es draußen glatt ist? Zoiets stoms! Wie stapt er nu op zijn fiets als het glad is buiten?
so weiß wie zo wit als
spätestens bis zum uiterlijk op
Stiefel de laars
Strei de strijd
Sucht de verslaving
T-shirt t-shirt
tragen dragen
tragen Sie draagt u
trotz ondanks
um die Wette om het hardst
Um gut Niederländisch zu lernen, brauchst du ziemlich viel Zeit. Om goed Nederlands te leren heb je nogal wat tijd nodig.
um halb drei om half drie
um halb zwei om half twee
um zu, wegen om
um zwölf Uhr om twaalf uur
und so weiter ga zomaar door
Und was passiert, wenn du Unrecht hast? En wat gebeurt er als je ongelijk hebt?
ungefähr zehn Leute een tiental mensen
unter dieser Bedingung op deze voorwaarde
Ventiel het ventiel
Verkehr de verkeer
versehen mit voorzien van
verweisen an verwijzen naar
viertel nach beun kwart over negen
Volk het volk
vom vorigen Mal van vorige keer
von van
von ... bis van ... tot
von altersher van oudsher
von diesem Augenblick an van dit ogenblik af
von einem Kind van een kind
von seiner Dienstreise van zijn dienstreis
von spielenden Kindern van spelende kinderen
von wann van wanneer
vor dem Haus voor het huis
vor ein paar Monaten een paar maanden geleden
vor einem Monat een maand geleden
Vor etwa einem Jahr wohnten wir noch in Heerlen. Omstreeks een jaar geleden woonden we nog in Heerlen.
vor Hunger sterben van honger sterven
vorbei voorbij
Warum habt ihr den Ball durchs Fenster geschossen? Waarom hebben jullie de bal door het raam geschopt?
Was für eine Wat voor
was ich hoffe naar ik hoop
Was ist der Unterschied zwischen dieser Uhr und der anderen? Wat is het verschil tussen deze klok en die andere?
Was tut man gegen Leute, die die Umwelt verschmutzen? Wat doe je tegen mensen die het milieu vervuilen?
wegen wegens
wenn als
Wenn du das Netzt triffst, bin ich wieder an der Reihe. Als je het net raakt, ben ik aan de beurt.
Wenn du gesund leben möchtest, mußt du schon auf deine Nahrung achten. Als je gezond wilt leven, moet je wel goed op je voeding letten.
Wenn du heute Abend nicht kommst, brauchst du gar nicht mehr kommen. Als je vanavond niet komt, hoef je helemaal niet meer te komen.
wenn du kämest als je zou komen
Wenn du so weitermachst, bist du in einer Stunde noch beschäftigt. Als je zo blijft doorgaan, ben je over een uur nog bezig.
Wenn Hans anfängt zu reden, bekommt man kein Wort mehr dazwischen. Als Hans begint te praten, krijg je er geen woord meer tussen.
wenn ich an deiner Stelle wäre als ik jou was
wenn ich an seiner Stelle wäre als ik hem was
wenn ich Zeit gehabt hätte als ik tijd had gehad
Wenn Sie in Amsterdam wären, was würden Sie dann machen? Als u in Amsterdam was, wat zou u dan doen?
wichtiger als belangrijker dan
wie bei uns als bij ons
wie es bei ihm aussah hoe hij er voor stond
wie früher als vroeger
Wie hast du das denn geschafft? Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
Wir gehen wie immer abends zeitig ins Bett. We gaan als altijd 's avonds op tijd naar bed.
Wir können mal eben über den Markt laufen. We kunnen wel even over de markt lopen.
Wo hast du meine Karte für heute abend? Die habe ich hier. Waar heb je mijn kaartje voor vanavond? Dat heb ik hier.
Wo ist Paul hin? Er ist ausgegangen. Waar is Paul naar toe? Hij is uitgegaan.
Wort het woordpossibly wrong
Wort het woordErsetze
während tijdens
zahlreiche tal van
zahlreichen tal van
Zahlungsbefehl bevelschrift tot betaling
zeigst an adverteert
zeigt an adverteert
zeigte an adverteerde
zeigten an adverteerde
zeigtest an adverteerde
zeigtet an adverteerden
zertreten lopen over
Ziellinie lijn van aankomst
Zollabfertigung bewijs van klaring door douane
zollfrei vrij van invoerrechten
zu Bett naar bed
zu den Waffen greifen naar de wapens grijpen
zu jemandem kommen bij iemand komen
Zufall het toeval
zufrieden mit etwas tevreden met iets
zufrieden mit jemandem tevreden over iemand
Zugang zum Internet toegang tot het internet
zum Abschluss tot slot
zum Abschluß bringen tot een einde brengen
zum Beispiel bij voorbeeld
zum ersten Mal voor der eerste keer
zum Seitenanfang naar paginabegin
zum Stillstand kommen tot stilstand komen
zur Hälfte voor de helft
zur Kirche naar de kerk
zur Schule gehen naar school gaan
zwischen tussen
ähnlich sehen lijken op
Äußerung de uitspraak
über over
über den Kopf wachsen boven het hoofd groeien
über die Stadt fliegen boven de stad vliegen
über etwas verfügen beschikken over
über, von (Thema), ungefähr, etwa, genug, weiter over
 
Ä
  <-- Eingabehilfe einblenden - klicken