Niederländisch Duits Vokabeltrainer

help!
Deutsch	Niederländisch	Vorrat	Stufe	Raus
abreisen, abfahren, abfliegen	vertrekken
abstürtzen	neerstorten
Achse	de as
allerlei	allerlei
also	dus
Amsel	de merel
an etwas appelieren; etwas in Anspruch nehmen	een beroep doen op
anschaffen	aanschaffen
Antrag	het verzoeken
Anzahl	de aantal
aufpassen	oppassen
aufsteigen	opstijgen
auftauchen	opduiken
aufziehen, hochziehen, beschleunigen	optrekken
ausgeben, verlegen	uitgeven
Ausgrabung	de opgraving
ausländisch	buitenlands
Ausrüstung	de uitrusting
Bank, Sofa	de bank
bedecken	bedekken
bestimmt	bepaald
bestreichen	bestrijken
Betrieb	het bedrijf
bevor, ehe	voordat
bis	totdat
Blitz	de bliksem
blitzartig	bliksemsnel
Boden	de grond
Bremse	de rem
Bronze	het brons
Bronzen	bronzen
Brot	het brood	evtl. falsch
Brücke	de brug
dadurch	daardoor
der Flug, die Flucht	de vlucht
der konum	de consumptie
der kunde	de klant
dergleichen	dergelijk
die angabe, die Anzeige	de aangifte
die Art, die Weise	de manier
die Bitte, der Antrag	het verzoek
die Haustür, die Vordertür	de voordeur
die Menge; die Anzahl	de hoeveelheid
Diebstahl	de dief
drastisch	ingrijpend
drücken, schieben	duwen
durchdringen	doordringen tot
ebenfalls, gleichfalls	eveneens
ein Strafmandat erteilen	bekeuren
einmalig, einzigartig	uniek
entfernen	verwijderen
entgehen	ontgaan
entstehen	ontstaan
Erfindung	de uitvinding
Erkenntnis	de kennis
ermutigen	aanmoedigen
ersetzen, vertreten	vervangen
erst, gerade	pas
Erz	het erts
Fachmann	de vakman
falsch, verkehrt	verkeert
fangen	vangen
Feder	de veren
feststellen	vaststellen
Feuer	het vuur
Fisch	de vis
Fleisch Lebensmittel	het vlees
Floh	de vlooi
Folge	de gevolg
Forderung	de eis
Fähre	de pont
Gast	de gast
Gebiet	het gebied
Geduld	de geduld
Gefängnis	dee gevangenis
Gegenstand	het voorwerp
gegenwärtig, heutzutage	tegenwoordig
Geländer	leuning
Gemälde	het schilderij
Gerich	het gerecht
Gesicht	het gezicht
gesondert, einzeln	afzonderlijk
Gewitter	het onweer
Gewohnheit	de gewoonte
gewöhnen an	wennen aan
Glieder	de ledematen
Halle	de hal
heiß	heet
herstellen	vervaardingen
Hinweis	de aanwijzing
Hitze	de hitte
Hälfte	de helft
Höhe	de hoogte
in der tat, tatsächlich	inderdaad
inzwischen	inmiddels
ja, doch	immers
je nachdem	naarmate
kassieren	geld opstrijken
kombinieren	combineren
Kraft	de kracht
Küste	de kust
Laden	de winkel
leider	helaas
Lump	de schurk
Mahlzeit	de maaltijd
Maschinist	de machinist
Maßnahme	de maatregel	evtl. falsch
Maßnahme	de maatregel	Ersetze
meistens	doorgaans
Meißel	de beitel
mindestens	minstens
Minute	de minuut
missbrauchen	misbruiken
Möglichkeit	de mogelijkheid
Müll	het afval
nachsehen	nakijken
nahezu	vrijwel
Nahrung	de voedsel
Nest	het nest
nötig	nodig
Pferd	het paard
Plage	de plaag
quer	dwars
quieken	piepen, knarsen
Rad	het wiel
rechnen mit; sich verlassen auf	rekenen op
Reisende	de reiziger
Risico	het risico
sammeln	verzamelen
Schaden	de schade
Schalter	het loket	evtl. falsch
Schalter	het loket	Ersetze
Scheibe	de schijf
schief gehen	verkeerd gaan
schmelzen	smelten
schon, wenn auch	al
Schrotthändler	de sloper
schuften	zwoegen
schätzen, abschätzen	schatten
selbstverständlich	vanzelfsprekend
selbstverständlich, unvermeidlich	uiteraard
servieren	opdienen
sich unterscheiden	zich onderscheiden
sich vorstellen	jezelf voorstellen
sicher	veilig
Sicherheit	de veiligheid
solang(e)	zolang
Stamm	de stam
Stiefel	de laars
Strecke	de strook
Streik	de staking
Strom	de stroom
tauglich, passend	geschikt
Teppich	de tapijt
trotzdem, dennoch	desondanks
Turm	de toren
tägllich	dagelijks
ulkig	grappig
umfassend	uitgebreid
Unfall	het ongeluk
ungeschikt	onhandig
Ungeziefer	het ongedierte
unmittelbar	onmiddelijk
Unterschied	de verschil
unterschiedlich	uiteenlopend
unterwegs	onderweg
Ursache	de oorzaak
verhaften	arresteren
verhindern, verhüten, vorbeugen	voorkomen
Verkehr	de verkeer
verletzt	gewond
verpassen, vermissen	missen
verwenden, ausgeben	besteden
verwunderlich, erstaunlich	verwonderlijk
Volk	het volk
vorkommen	voorkomen
Vorschrift	het voorschrijft
Wahl	de keuze
Weg	de weg
wenn	waneer	evtl. falsch
Werkzeug	het werktuig
wesentlich	wezentlijk
Wespe	de wesp
wie	zoals
Wolke	de wolk
wörtlich	letterlijk
Zufall	het toeval
zwischen	tussen
zögern	aarzelen
ängstlich, bang	bang
über alle Berge sein	verdwenen zijn
über etwas verfügen	beschikken over
Überfluss	de overvloet
überleben	overleven
überraschen	verassen
überzeugen	overtuigen
üblich	gebruikelijk