Niederländisch Deutsch löste auf

Deutsch	Niederländisch	Kategorie	Typ
hör auf	schei uit
antworten auf	antwoorden op
auf Niederländisch	in het Nederlands
auf Deutsch	in het Duits
Auf Wiedersehen!	Tot ziens!
auf immer	voor altijd
beschränken auf	beperken tot
auf Wiedersehen	tot kijk
pass auf	let op
in, auf	op
ausgerichtet auf	gericht op
auf einmal	opeens
achtete auf	sloeg acht op
bestehen auf	aandringen op
abrunden auf	afronden op
achten auf	acht slaan op
achte auf	acht sla op
achtet auf	acht slaat op
achtgeben auf	letten op
ziehe auf	opwind
auf keinen Fall	in geen geval
auf dem Dach	op het dak
in, binnen, auf	in
auf keinen Fall	geen sprake van
auf jeden Fall	in elk geval
prat gaan op	stolz sein auf
auf hoher See	in volle zee
auf gerichtlichem Wege	langs gerechtelijke weg
ich stehe auf	ik sta op
auf Urlaub sein	met vakantie zijn
Auf, bis bald!	Tot gauw!
erwarten/ warten auf	wachten op
auf der Post	bij de post
Auf dein Wohl	op je gezondheid
Appetit haben auf	trek hebben in
sich freuen auf	zich verheugen op
gespannt sein auf	benieuwd zijn op
auf ähnliche Weise	op gelijksoortige wijze
für, vor, auf	voor
er paßt auf	hij let op
auf dem Weg	op weg
auf einem Campingplatz m	op een camping		Substantiv
legen auf, belegen	beleggen
auf dem Postamt	op het postkantoor
auf die Post bringen	naar het postkantoor brengen
auf fünf Jahre mieten	voor vijf jaar huren
es geht auf drei	het loopt tegen drieën
auf gar keinen Fall	in geen geval
auf den ersten Blick	op het eerste gezicht
Schlag auf die Schulter	schouderklop
es geht auf zwölf	het loopt naar twaalven
Abonnement auf eine Zeitung	abonnement op een krant
auf einem Ohr taub	aan één oor doof
auflösen löste auf (hat) aufgelöst deconcentreren {Verb}: I. dekonzentrieren / zerstreuen, zersplittern, auflösen, verteilen; II. verwirren, beunruhigen, jmdn. aus der Fassung bringen;	deconcentreren deconcentreerde had deconcentreerd		Verb
es liegt auf der Hand	het ligt voor de hand
wieder auf die Beine n,pl kommen	er weer bovenop komen
sich auf den Weg machen	op pad gaan
gleichzeitig, auf einmal, (Syn.: tegelijkertijd)	tegelijk
etw. auf Papier bringen irreg. etw. auf Papier bringen brachte etw. auf Papier (hat) etw. auf Papier gebracht	iets op de papier stellen (hat) iets op de paier gesteld		Verb