Niederländisch Deutsch je

Deutsch	Niederländisch	Kategorie	Typ
dir	je
dein(e)	je
▶ ▶ Du	je
du, dich, dir	je
fragst du	vraag je
▶ du bist	je bent
je nachdem	naarmate
hörst du	hoor je
dir helfen	je helpen
bei dir	bij je
hast du	heb je
meinst du	bedoel je
arbeitest du	werk je
bist du	ben je
danke (du)	dank je
gehst du	ga je
wie heisst du	hoe heet je
ihr irrt euch	jullie vergissen je
was sagst du	wat zeg je
welchen meinst du	welke bedoel je
Ist es dir recht	Vind je goed
du hast recht	je hebt gelijk
wer bist du	wie ben je
einmal, jemals, je	ooit
du irrst dich	jij vergist je
wie gefällt dir ... ?	hoe vind je ... ?
Bist du verliebt?	Ben je verlieft?
Was machst du ?	Wat doe je?
was machst du	war doe je
ich vermisse dich	ik mis je
Danke sehr!	dank je wel
was machst du	wat doe je
je länger je lieber	hoe langer hoe liever
du fehlst mir	ik mis je
danke schön (du)	dank je wel
Gehst du mit?	Ga je mee?
Auf dein Wohl	op je gezondheid
Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag	Gefeliciteerd met je verjaardag
woran siehst du das	waaraan zie je dat
man kann nie wissen	je kan nooit weten
wenn du kämest	als je zou komen
möchtest du etwas trinken	wil je iets drinken
das weißt du auch	dat weet je ook
Bist du nicht froh	Ben je niet blij
das kaufe ich dir nicht ab	ik geloof je niet
welche Sprachen du sprichst	welke talen je spreekt
Ich mag dich. Sympathie, Flirt	Ik vind je leuk.
du bist nur fett	je bent gewoon vet
Schön dich zu sehen	Leuk je te zien
Kommst du aus Deutschland?	Kom je uit Duitsland?
du bist eine Süße	je bent een schat(je)
Ich hab dich lieb. Sympathie, Liebe	Ik heb je lief.
da haben wir's	daar heb je het nou
Hast du deine Fahrprüfung bestanden?	Ben je geslaagd voor je rijexamen?
komm endlich, du geile sau	eindelijk gekomen, je geil biggetje
In welcher Straße wohnst du ?	in welke straat woon je ?
Was hast du vor	Wat ben je van plan
habe ich dir schon erzählt	heb ik je al verteld
Wie geht es Dir?	Hoe gaat het met je?